Een brief niet open durven maken. Vooral wanneer ze van een overheidsinstantie komt. Of, de angst om een verkeerde brief verzonden te hebben. De hele situatie totaal verkeerd te hebben ingeschat, met de verkeerde woorden neergezet, en dat de ontvanger spoedig woedend zal reageren.
Hoe briefangst geboren werd?
Op mijn 11e gaf ik een klassenfeest. Ik had zelf uitnodigingen getypt. Ik benoemde mijn wens voor een gezamenlijk cadeau en het exacte bedrag van vijf euro per genodigde, waarvoor ik een schoenendoos had geverfd. Ik mocht op mijn moeders werk gaan printen. Ze was er zelf niet, maar haar aardige collega zou me helpen. Toen de uitnodigingen geprint waren pakte de collega, een jonge man in pak, een blaadje van de stapel. Hij las mijn uitnodiging en lachte. Ik durfde niet te vragen waarom. Maar vroeg het me de rest van de maand af. En zelfs daarna nog, geregeld.
Niemand had me verteld dat het noemen van het bedrag niet gewenst was, maar dat er beleefdheid was die voorschreef dat het aan ieder voor zich is om te bepalen hoeveel. Dit klonk heel logisch toen ik het voor het eerst hoorde. Niet van mijn ouders, die hanteerden de opvoedfilosofie ‘groot worden ze toch wel’.
Vorige week schreef ik een brief (een email om eerlijk te zijn) met daarin een exact bedrag. Het was mijn voorstel voor een honorarium aan iemand met wie ik samenwerk. Ik merkte meteen bij het schrijven al dat dit weer dat oude voorval was. Dat ik nog steeds heel precies wilde zijn. Dat ik inmiddels heus wel wist dat exacte bedragen niet genoemd hoeven te worden, maar dit was toch anders, het ging over een honorarium en de onderhandelingen waren al in gang gezet, dus duidelijkheid was gewenst. Ja, het ging over duidelijkheid en transparantie. En het ging over hoe ik zelf graag ingelicht zou willen worden. Ik moest absoluut ook heel precies zijn over de werkverhoudingen; het was toch wel zo prettig om iedereens functie duidelijk te noemen. Maar hoeveel redenen ik ook bedacht, daar tussendoor bleef schemeren wat ik niet wegredeneren kon. Ik wist ook wel dat de zeurende behoefte om mijn eigen – zogenaamd- hogere functie te benadrukken eigenlijk geen plaatsje in de brief mocht hebben. Hij kreeg het toch. Deze zin. Voor mekaar. Om in de brief te komen.
Sindsdien wacht ik op antwoord, mijn tanden op elkaar.