ER IS GEEN IK

De ik die ik heet bestaat niet.

Want ik bestaat uit:

Mijn vader en moeder die me mijn naam gaven.

Herinneringen opgedeeld in periodes, waarbij ik de eerste periode zie met zonneschijn en lachend blond haar, maar dit zou ook op de foto’s gebaseerd kunnen zijn. Na die periode kwam de breuk van de verhuizing die tijdelijk een einde maakte aan de vertrouwdheid. Gevolgd door een kopje adolescentie, weer subonderverdeeld in verschillende vriendschappen. Bijvoorbeeld C. met wie ik samen een scala aan kleinschaligheden haatte, zoals dat we een hekel hadden aan paaskuikens en mensen die met hun pen een streep trekken langs de middenvouw van hun agenda. C. waarmee ik samen de stelligheid van het pubermeisje uitvond, waarbij onderscheiding van de rest het allerbelangrijkste was. Of N., die mij graag vertelde wat er mis met me was en waar ik mezelf nog kon verbeteren. Of S. waar in mijn ogen van alles mis mee was, maar die mij accepteerde inclusief chagrijnigheid.

Er zijn de periodes van verliefde, van geobsedeerd dromen, wat in retrospect een verstandige keuze was, want de pijn ben ik vergeten, en het was veiliger dan de echte wereld. Ik heb het over ‘ik ben verliefd op die en die’ fluisteren in het oor van vriendinnen, en er verder nooit iets mee doen. Deze periodes veranderden van vorm en werden serieuzer, culminerend in het heden, waarbij ik nu van een Hij mezelf terug krijg, de hele tijd.

Er zijn herinneringen aan geluiden, de pianogeluiden uit de garage, het parkietje dat mijn vader door de woonkamer liet vliegen, de trein die langs ons huis denderde, het geluid van onze huistelefoon.

Er zijn de gerechten die altijd terugkwamen; heel vroeger zitten op het aanrecht in het souterrain en boterhammen maken om die vervolgens tekenfilms kijkend op te eten. De boterhammen die we later aten smaakten minder, omdat we ze zo zat waren. Er was altijd hetzelfde. Niemand thuis. Een blik appelstroop, palingworst, ingeblikte leverworst, pindakaas, wanhopig op zoek naar variatie aten we de boterhammen bevroren uit de vriezer met suiker bovenop de pindakaas. In onze verbeelding smaakte dit naar pannenkoek. Ik herinner me ook mijn moeders zogenaamd befaamde moussaka, die ik vies vond. En veel droog vlees en slapgekookte groenten. Bij mijn oma stond steevast een rollade op tafel, sperzieboontjes met nootmuskaat, aardappeltjes, zelfgemaakte appelmoes. Dit herhaalt zich tot op de dag van vandaag, en ik ben blij met deze constante.

Alles met mijn broertje, wie ik wijsmaakte dat ik vervangen was voor een buitenaardse versie van mezelf. Mijn broertje die bang was voor boter, en met wie ik nu een verstandhouding deel over vroeger die op te roepen is met een blik of een woord. Mijn broertje die nog steeds met -je achter zijn naam wordt aangesproken door oma, die nog steeds wordt verwend met kipkluif, die nog steeds alles kwijtraakt wat je hem geeft. Die ervan overtuigd is dat hij achtervolgt wordt door pech, ik herinner me de korte periode waarin hij in de kuil van zelfoverschatting terechtkwam, waarin hij even een zelfbenoemd man van de rationaliteit was. Zijn pijn en verdriet die hij mij heel soms wel wil tonen, dat we daar dan over praten en dat het zonder oplossing is.

Mijn moeder met wie ik meer overhoop lig, en mijn broertje met mijn vader. Waarbij ik me afvraag of dat een keuze is.

Dan zijn er nog wat losse dingetjes, zoals alle vluchtpogingen die ik heb gedaan om te ontsnappen aan mezelf. Dat ik naar Engeland verhuisde, maar erachter kwam dat je je bagage niet thuis kunt laten en dat ik dan terug kwam en de verhoudingen scherper zag dan zij die erin bleven.

Alle vrienden van mijn ouders die verdwenen in hun eigen leven, alleen maar omdat het leven dat doet met mensen.

Alle boeken die ik heb gelezen, alle goede gesprekken die ik heb gevoerd, alle muziek die ik heb geluisterd, alle excuses om iets niet te doen die ik mezelf vertel, alle angsten die ik heb overwonnen, alle patronen die ik heb doorzien en waar ik later weer intrapte, alle teleurstellingen, alle antwoorden die uitbleven.

De brok in mijn keel die eruit moest.

De mensen die me verteld hebben dat ik perfect ben zoals ik ben en zeer de moeite waard, en het geloven van hun woorden dat ik uitstel en ik weet niet waarom.

[tekst uit 2012]